słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

koszula po niderlandzku:

1. overhemd overhemd


Ik heb mijn overhemd gewassen.
Terwijl ze het pak voor Dima haalde, merkte de verkoopster op dat hij bloedvlekken op zijn overhemd had, en kon er alleen maar geschokt naar staren.

2. het hemd het hemd



Niderlandzkie słowo "koszula" (het hemd) występuje w zestawach:

reszta słówek z zeszytu
Niderlandzki moduly

3. hemd hemd


Ik zou dit hemd willen inruilen, dat ik gisteren gekocht heb.
Mijn hemd is nog niet droog.
Dit hemd moet gestreken worden.
Hij betaalde maar tien dollar voor het hemd.
Probeer dit hemd, het is gemaakt van puur katoen.
Hij had zijn hemd binnenste buiten aan.

Niderlandzkie słowo "koszula" (hemd) występuje w zestawach:

Moje trudniejsze

4. het overhemd het overhemd



Niderlandzkie słowo "koszula" (het overhemd) występuje w zestawach:

9/1 Wat ga je aan doen?